vrijdag 15 februari
Al tien jaar woon ik in mijn flat, en even zo lang weet ik niet of ik nu eigenlijk een fietsschuurtje heb of niet. Om het extra spannend te maken, immers, het al of niet bestaande hok zit al tien jaar potdicht, fantaseerde ik altijd dat daar een lijk in zat, van de vorige bewoners nog.
Vannacht stond mijn flat in brand. Een brand ont- staan in de fietsschuurtjes, donkere roetwalmen die omhoog kropen via de spouwmuren en een zwarte laag legden in mijn hal en logeerkamer, drie verdiepingen hoger. De fietsschuurtjes com- pleet uitgerookt en verbrand, en de aangrenzende winkels uitgeruimd.
Ik vraag me af of mijn lijk er wat mee te maken heeft. Hm. Hoe dan ook, hij heeft het jammerlijk in de vlammen moeten bezuren. Er was geen melding van een dode in het politiebericht.
zaterdag 16 februari
Na delen van mijn flat gisteren, gingen vandaag twee oude bekenden in rook op.
De eerste, in de ochtend, was de mixer van mijn moeder. Ze bakte een taart, en de mixer zag het niet meer zitten. Na veertig jaar trouwe dienst, kostte deze taart hem zijn laatste krachten.
Een laatste puf, een klein rookwolkje boven de kloppers, en weg.
De tweede, in de middag, was onze huishoge zil- verspar. Vijfentwintig jaar sierde hij de achtertuin, was een thuis voor insect en vogel, en menig door de kat uit het nest gemept vogelkuikentje. Maar twee lange mannen en één kleine jongen klommen met enge machines de boom in, en tak na tak, plak na plak, dreun na dreun, verkortte de boom en stapelde het hout zich op in de tuin.
Máánden zal dat roken, als kachelhout.
©2007 Sirouns Schrijftafeltje.